Briefjes uit een ver verleden






Selectie van briefjes van ouders van leerlingen van het Joods Lyceum. De leerlingen zijn Mary Goubitz (1928-1944), Albert Kleinkramer (1928-1942), Victor Emanuel van Vriesland (1927-1943), Henri Drielsma (1926-1942 of 1943), Herbert Samuel Cohen (1925-1945) en Paul Hijmans (1924-1943). Van Mary Goubitz en Paul Hijmans was tot nu toe niet bekend dat ze op het Joods Lyceum zaten. Deze foto’s zijn snel gemaakt met een mobiele telefoon, vandaar de schaduwen. De originelen bevinden zich in het archief van de Nederlands Israëlitische Gemeente Rotterdam.
In het archief van de Nederlands Israëlitische Gemeente Rotterdam (Stadsarchief, archief 29, inventaris 762) bevindt zich een verzameling brieven uit mei en juni 1942 geschreven door ouders van Joodse leerlingen. De briefjes – soms niet meer dan kattenbelletjes – waren gericht aan opperrabbijn A.B.N. Davids (zie deze korte biografie op Joods Erfgoed Rotterdam). In de briefjes gaven de ouders aan dat zij voor hun kind afzagen van lessen in Jodendom, Joodse geschiedenis en Hebreeuws.
Wat was het geval? De ouders van leerlingen van het Joods Lyceum en de Joodse ulo hadden een brief gekregen waarin stond dat op school les zou worden gegeven in Jodendom, Joodse geschiedenis en Hebreeuws. Ouders konden aangeven of zij hier “bezwaren” tegen hadden. Sommige ouders hadden praktische bezwaren – bijvoorbeeld dat hun kind deze uren nodig had voor huiswerk – terwijl anderen onomwonden aangaven dat zij Joods onderwijs niet nodig vonden.
Sommige ouders vermeldden nadrukkelijk dat hun zoon of dochter op het Joods Lyceum zat. Andere ouders noemden noch de naam van de school, noch de naam van hun kind. Het zou dus in theorie ook kunnen gaan om een leerling van de Joodse ulo. Een enkele keer kon via andere bronnen (nabestaanden, Bevolkingsregister, Delpher, Oorlogsbronnen, Joods Monument) toch worden afgeleid dat het om een HBS-leerling ging en niet om een ulo-leerling. Ook het ontbreken van de naam van de leerling leverde geen problemen op. Als in de brief werd gesproken over “mijn dochtertje” en het betreffende gezin één dochter had, was duidelijk wie bedoeld was. Hetzelfde voor gezinnen met één kind of gezinnen met één kind in de schoolgaande leeftijd.
Zo leverde de schaarse informatie in deze brieven vijf nieuwe namen op van leerlingen van het Joods Lyceum. Drie van deze ‘nieuwe’ leerlingen overleefden de oorlog; hun namen zullen hier achterwege blijven. Twee van de ‘nieuwe’ leerlingen werden vermoord of kwamen om: Paul Hijmans uit Rotterdam (Rotterdam, 4 januari 1924 – Sobibor, 9 juli 1943) en Mary Goubitz uit Schiedam (Amsterdam, 10 maart 1928 – Midden-Europa, 30 september 1944).
Pregnant was de brief van een vader die kort na het schrijven van het briefje werd gearresteerd. Zijn brief is van 15 mei 1942. Op 3 juni 1942 werd hij opgepakt door de Sicherheitspolizei. Later die zomer werd hij gedeporteerd, eerst naar Amersfoort, toen naar Auschwitz. Onder de brief staat zijn handtekening, als een laatste tastbare herinnering. Zijn dochtertje overleefde de oorlog. Haar nabestaanden zijn inmiddels gevonden en ingelicht. Zij konden bevestigen dat hun moeder op het Joods Lyceum zat.
Zoals altijd roept elke vondst nieuwe vragen op.
- Paul Hijmans (Rotterdam, 1924 – Sobibor, 1943) zat volgens zijn Joodse Raad-kaart in de vijfde klas HBS. De vijfde klas HBS was het eindexamenjaar. Paul stond echter niet op de lijst met eindexamenkandidaten uit 1942. Dat bevreemdt. Verder staat op Oorlogsbronnen dat Paul in mei 1940 in Delft woonde. Zijn arrestatiekaart uit mei 1943 vermeldt dat hij studeerde in Delft. Hypothese: het Joods Lyceum nam ook Joodse studenten op die nergens anders meer terecht konden. Ondersteunend bewijs: Johanna Regina Hijman (Rotterdam, 1920 – Sobibor, 1943) deed eerder een “opleiding tot leerares bij het nijverheidsonderwijs, Rotterdamsche Huishoudschool” en hoopte daar in februari 1942 haar examen te halen. In juni 1942 kreeg zij toestemming om als toehoorster de lessen scheikunde en natuurkunde bij te wonen op het Joods Lyceum. (Bronnen: (1) SAR, 351-01, inventaris 1333 (1942), dossier 59, volgnummer 23; (2) Nationaal Archief, toegangsnummer 2.14.37, inventaris 351). Een vergelijkbaar geval deed zich voor op de Joodse Ambachtsschool. Lou Wijnbergen, die in 1940 zijn eindexamen gymnasium bèta haalde aan het Erasmiaans Gymnasium in Rotterdam, was in 1940 scheikunde gaan studeren aan de Technische Hogeschool in Delft. Toen hij vanwege zijn Joodse afkomst niet meer mocht studeren, is hij in Rotterdam naar de gemeentelijke Ambachtsschool gegaan, waar hij werktuigbouwkunde studeerde en tegelijkertijd bijlessen wiskunde gaf.
- Hoe zat het met het godsdienstonderwijs op het Joods Lyceum? Voorzichtig begint zich een beeld af te tekenen van een seculiere rector die weinig voelde voor onderwijs in de Joodse religie en cultuur en een Nederlands Israëlitische Gemeente die dat graag anders zag. Vermoedelijk kwam men uiteindelijk tot een compromis: facultatief onderwijs in Jodendom, Joodse geschiedenis en Hebreeuws. Een mooi afstudeeronderzoek voor een student. Bronnen die kunnen helpen zijn (1) Stadsarchief, archief 29, inventaris 762: Ingekomen en minuten van uitgaande stukken bij A.B.N. Davids als opperrabbijn van het synagogaal ressort Rotterdam / Onderwijs; (2) NIOD, archief 182, inventaris 2.08.18: Aa, J., De maatregelen inzake het onderwijs aan Joodse leerlingen van augustus 1941 tot mei 1942 (1942); (3) het dagboek van Esther van Vriesland over de Joodse lessen van rabbijn Vorst.



Selectie uit correspondentie tussen opperrabbijn A.B.N. Davids en rector S. Wijnberg. Stadsarchief, archief 29, inventaris 762: Ingekomen en minuten van uitgaande stukken bij A.B.N. Davids als opperrabbijn van het synagogaal ressort Rotterdam / Onderwijs.